Voor liefhebbers

Pablo Neruda en zijn Ode aan de Kat

Ode aan de kat

Ze oogden onvoltooid,
de dieren,
lange staarten, bedroefde koppen.
Allengs bijgekomen,
en in het landschap opgegaan,
namen ze hun plaats in, richtten
zich met gratie op, ze namen vlucht.

De kat,
de kat alleen oogt af
en trots:
bij de geboorte al compleet,
vervolgt zijn weg,
weet wat hij wil.

De mens wil vis en vogel zijn,
de slang verlangt naar vleugels,
de hond is een verwarde leeuw,
de ingenieur wil dichter zijn,
de vlieg zou zwaluw willen worden, en
de dichter imiteert de vlieg,
maar de kat
wil slechts een kat zijn,
en elke kat is kat van
top tot tenen, als een rat,
zijn adem ingehouden, zich
‘s nachts via zijn gouden ogen
waargenomen weet.

Er is geen wezen zoals hij,
geen maan of bloem heeft zo’n
presentie;
de kat is alleen kat zoals
de zon of de topaas niets anders zijn dan dat
de veerkrachtige lijn van zijn contouren
robuust en rank als de zeeg
van een schip.
Zijn gele ogen, die een enkel
goudstuk laten vallen in de gleuven
van de nacht.

Oh kleine keizer zonder rijk,
jij triomfator zonder vaderland,
ingetoomde tijger van de woonkamer, sultan,
bruidegom van het plafond
van broeierige tegels,
er waait een wind van liefde door de lucht,
waar jij bezit van neemt, als je voorbij
gaat en op de vloer vier frèle voetjes plaatst,
ruikend, op je hoede voor al wat buitenaards
is, omdat alles weerzin wekt vergeleken
met de smetteloze  voetprint
van de kat.

Oh onafhankelijk huisbeest,
hooghartig lichtspoor in de nacht,
lui, elastisch en exotisch,
volkomen kat, geheim agent
van slaapvertrekken, je eretekenen
vergaan fluweel.
In je doen en laten  is geen enkel teken
van mysterie te bespeuren.
Wellicht ben je een open boek.
De hele wereld kent je, je hoort bij diens
voorspelbare bewoner.
Geloven we het wellicht,
geloven we allemaal dat wij
van onze kat de eigenaar
en houder zijn,
zijn suikeroompje, maatje,
afgevaardigde,
discipel dan wel
boezemvriend.

Ik niet. Mij krijg je er niet onder.
Katten zijn mij vreemd.
De wereld heeft voor mij geen geheimen.
Ik ken het leven en zijn opgeworpen archipels,
de zee en de immense stad, ik weet van planten en
de stampers van de bloem, met al zijn
variaties, de plussen en de minnen van
de rekenkunde, de explosieve trechters die de aarde
bergt, de onwerkelijke huid van krokodillen,
de zachtaardigheid van brandweermannen
gedachteloos voorbijgegaan,
het droef herrijzen van de priester,
maar de kat, die ken ik niet.
Mijn verstand heeft zich verstapt onder
zijn onverschilligheid,
zijn ogen hebben gouden waarden.


Pablo Neruda - Oda al Gato

Vertaling  vanuit het Engels:
Germaine Kortenbach

 
Samenwerken? Afspraak maken

 

Erkende dierenarts-specialisten

 

Nieuws

 

Referenties

 

Lees al onze referenties